+ + Oude Testament + Deuterocanonieke boeken + Nieuwe Testament
1 Korintiërs
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 27 %
1Kor. 4
4:1 Men 1) moet ons beschouwen als dienaren van Christus
en beheerders van de geheimenissen Gods. 2)
2 Overigens worden de beheerders hierop uitgezocht,
dat zo iemand trouw bevonden wordt.
3 Voor mij is het een kleinigheid
dat ik door jullie wordt beoordeeld
of door mensen gedagvaard, 3)
maar ik oordeel niet over me zelf.
4 Weliswaar heb ik niets op mijn geweten,
maar hierdoor sta ik niet in mijn recht.
Hij die over me oordeelt is de Heer.
5 Dat jullie me niet voortijdig ergens van beschuldigen
voordat de Heer komt.
Hij zal aan het licht doen komen
wat in de duisternis verborgen is
en openleggen
wat er in de harten omgaat.
En dan zal een ieder zijn loon krijgen van God.
6 Deze dingen, broeders-en-zusters, heb ik op mezelf en Apollos toegepast vanwege jullie,
opdat jullie van ons leren
niet voorbij te gaan
aan wat geschreven staat.
Opdat niemand zich boven 4) de ene verheft ten koste van de ander.
7 Welk voorrecht heb je?
Wat heb je
dat je niet ontvangen hebt
en als je het ontvangen hebt,
waarom pronk je
alsof je het niet ontvangen hebt?
8 Jullie zijn al volgevreten,
jullie hebben je al rijk gerekend, 5)
jullie zijn zonder ons koningen geworden.
Het ontbrak er nog aan
dat jullie koningen waren,
opdat ook wij de koning te rijk met jullie zouden zijn.
9 Ik meende immers
dat God ons als apostelen de laatste plaats heeft aangewezen, als ter dood veroordeelden,
te kijk gezet voor de wereld, zowel engelen als mensen.
10 Wij zijn dwaas door Christus,
jullie wijs met Christus,
wij zwak,
jullie sterk,
jullie in ere,
wij uit de gratie. 6)
11 Tot dit uur hebben wij honger
en lijden we dorst,
worden we uitgekleed
en mishandeld en ontheemd. 7)
12 Wij vermoeien ons
door te werken met onze eigen handen.
We worden vervloekt
en we zegenen.
13 We worden vervolgd en we dragen het,
we worden gelasterd en we doen het goede terug. 8)
Tot afval en vuilnis zijn we geworden voor alles en iedereen.
14 Ik schrijf dit niet om jullie in verlegenheid te brengen,
maar ik denk aan jullie als mijn geliefde kinderen .
15 Want jullie hebben talloze leermeesters in Christus,
maar niet vele vaders.
Want ik heb jullie verwekt door de boodschap van Christus Jezus. 9)
16 Ik roep jullie dus op mij na te doen. 10)
17 Juist 11) om die reden heb ik Timotheus tot jullie gezonden,
hij is mijn geliefd en betrouwbaar kind in de Heer,
die zal jullie herinneren aan mijn wegen in Christus,
zoals ik overal in alle gemeenten leer.
18 Wellicht, omdat ik niet tot jullie gekomen ben,
zijn sommigen opgeblazen geworden.
19 Ik zal evenwel spoedig naar jullie toe komen,
indien de Heer het wil,
en dan zal ik me niet kenbaar maken,
met het woord van opgeblazenen,
maar door kracht.
20 Want het koninkrijk van God
bestaat niet uit woorden,
maar in kracht.
21 Wat willen jullie dan?
Moet ik tot jullie komen met de roede,
of in liefde,
met een toch zachtmoedige geest?

1vertaling van Franc de Ronde
2Het woord μυστήριον (geheimenis) kan een toespeling zijn op de mysteriën van Eleusis die in Korinthe populair waren.
3Het zelfstandig naamwoord ἡμέρα, door de NBV vertaald als `instantie´, betekent meestal `dag´. Hier door mij als werkwoord weergegeven: `gedagvaard´.
4Het woord ὑπέρ wordt 2 keer gebruikt. De geadresseerden wanen zich blijkbaar verheven boven het geschrevene (de Tora) en boven Christus (de ene). (Terwijl Paulus zich in vers 1 als ὑπηρέτης (ondergeschikte) neerzet).
5De werkwoorden κορέννυμι en πλουτέω verwijzen naar het godenpaar Kόρη (Persefone) en Pluto (Hades), de koningin en de koning van de onderwereld.
6De tegenstelling tussen dwaas en wijs, zwak en sterk is door Paulus al eerder in het spel gebracht ( 1Kor. 1:18-27 ).
7Een opvallende parallel met de zaligsprekingen en de werken van barmhartigheid ( Mat. 5:6 .11 Mat. 25:42 .43)
8Opnieuw een parallel met de bergrede ( Mat. 5 .44).
9Paulus werpt zich op als geestelijke vader, hij heeft hen door zijn boodschap tot leven gebracht.
10Het werkwoord μιμέομαι herinnert aan het beeld van het θέατρον ( 1Kor. 4:9 ).
11vertaling van Leen de Ronde